Karl May in seinem Arbeitszimmer

KARL MAY

(1842–1912)

Karl May im Orient
     
     

Jaar

Biografische notities
Vertaler: Peter Baanstra

Verblijfplaats

1842

Carl May wordt op vrijdag 25 februari 1842 om 10 uur ’s avonds geboren en de volgende dag in de evangelisch-lutherse kerk St. Trinitatis in Ernstthal gedoopt. De peetouders zijn de meester wever Carl Gottlob Planer (1792–1859), juffrouw Chr. Friederike Esche (datums onbekend), en de smidsknecht Christian Friedrich Weißpflog (1819–1894). Hij is het vijfde kind van de 32-jarige wever Heinrich August May en zijn vrouw, de 27-jarige Christiane Wilhelmine geb. Weise. Bij May thuis heerst grote ellende – bittere armoede, soms zelfs hongersnood. Van zijn vier zusters leeft alleen nog de vierjarige Auguste Wilhelmine.
  
Geburtshaus

   In dat jaar »was het een heel droge en hete zomer. Vanaf de zaaitijd had het 6 tot 7 weken helemaal niet geregend en in de streek is er bijna de gehele zomer geen onweer met regen geweest. Er was een algemeen gebrek aan water, zodat veel graan niet kon worden gemalen en daarom slechts gebroken werd. … Het vee had buitengewoon veel te lijden en veel runderen werden toen bijna uitgedroogd en sterk vermagerd geslacht. …«

Ernstthal,
Niedergasse 122
(Karl-May-Haus)

1843

De prijs van vlees gaat »wegens gebrek aan slachtvee. …« fors omhoog. De situatie van de in bitterste armoede levende wevers is vergelijkbaar met de huidige omstandigheden in de ontwikkelingslanden – een ideale basis voor ziektes met vitaminetekort en infecties; dit werd Karl May noodlottig.

Ernstthal,
Niedergasse 122
1844

28 mei: geboorte van Karl Mays zuster Christiane Wilhelmine, de latere mevrouw Schöne. In Hohenstein en Ernstthal heerst steeds grote hongersnood: »Ja het is de laatste tijd inderdaad hier voorgekomen, dat mensen, die zich schaamden om te bedelen, letterlijk verhongert zijn. Want het is, vooral in kinderrijke families, helemaal niet vreemd, dat er vaak meerdere dagen lang geen kruimel brood te eten is en enkele aardappelen in porties gekookt en gegeten met zout, zijn vaak de enige voedingsmiddelen van deze ongelukkigen. Maar zelfs in veel families zijn ook de aardappelen al op, of bijna op, en dan is verhongeren en bedelen onvermijdelijk. … Het is inderdaad aangrijpend, deze beklagenswaardigen met bleke afgetobte gezichten, met doffe holle ogen, waarin elke vonk van levensvreugde gedooft is, … rond moeten te zien sluipen als schimmen, …« Gebrek aan vitamine A veroorzaakt met grote waarschijnlijkheid bij Karl May nachtblindheid (blindheid door slechte verlichting, schemerig zien). Daarnaast was Karl Friedrich Mayer waarschijnlijk slechtziend – een beginnende xerophthalmie bedreigt het licht van zijn ogen.

Ernstthal,
Niedergasse 122
1845

De toestand van Karl May verergerd zich: de oogleden zitten dicht en zijn gezwollen, Hij kan langere tijd zijn ogen niet open doen. Daardoor is hij blind (functionele blindheid) en verleert het zien. Hij herinnert zich later niet zijn vroegere ervaring van kijken. Goede artsen zijn niet te betalen, er zijn nog geen ziekteverzekeringen. May beklaagt zich in zijn autobiografie Mein Leben und Streben (in het deel »Ich« van de verzamelde werken opgeno-men) over de verdervelijke kwakzalverij, waaraan hij ten offer viel. Heel waarschijnlijk worden zijn gesloten oogleden zinloos behandelt met zalfjes en een oogverband; de toch al kleine kans om misschien tijdelijk te kunnen zien, werd daardoor helemaal verprutst.
Ik kon de personen en dingen wel voelen, horen, ook ruiken; maar dat was niet genoeg, het me reëel en driedimensinaal voor te stellen. Ik kon me alleen maar een voorstelling maken. Hoe een mens, een hond of een tafel er uitzag, dat wist ik niet; ik kon me er innerlijk alleen een voorstelling van maken, en deze voorstelling was geestelijk. Als iemand praatte, hoorde ik niet zijn lichaam, maar zijn ziel. Niet zijn uiterlijk, maar zijn innerlijk leerde ik beter kennen.
     Zijn grootmoeder Johanne Christiane May, de moeder van zijn vader, heeft hem de hele dag onder haar hoede. Zij beïnvloedt met haar sprookjesromantiek de gedachten- en gevoelswereld van de jongen. De daaropvolgende maanden worden de bron van Mays rijke fantasie.
Verhuizing naar het huis van de wever Carl August Knobloch.
     Op 15 augustus begint voor Mays moeder een zes maanden durende opleiding tot vroedvrouw.

Ernstthal,
Marktplatz 183
1846

13 februari: aan de Chirurgisch-Medizinschen Akademie (Kurländer Palais) in Dresden slaagt Mays moeder voor haar vroedvrouwexamen met het »vorzüglich gut« (uitmuntend). Daar worden ook de ogen van haar blinde kind door de professoren Haase en Grenser met succes behandeld – Karl May kan zien (Ölbild von Torsten Hermann).
    
Karl May mit blauer Brille

   Recent onderzoek heeft aangetoond, dat in Dresden ook Rachitis, veroorzaakt door vitamine-D-gebrek, met succes behandeld is. May schrijft dienovereenkomstig later in zijn autobiografie Mein Leben und Streben, blz. 20:
   Ik leerde weer zien en kwam, verder gezond, weer thuis.
  
Op 19 maart wordt Mays moeder als vroedvrouw van Ernstthal aangesteld.

Ernstthal,
Marktplatz 183
1847

Karl May wordt uit de sprookjeswereld van zijn grootmoeder gerukt. Wrede opvoedingsmethoden van zijn vader zijn schokkend voor Mays geest: Aan de weefstoel hing een uit drie koorden gevlochten touw, dat blauwe striemen achterliet, en achter de kachel stond de welbekende »birkene Hans«, waar wij kinderen in het bijzonder bang voor waren, omdat vader ervan hield, hem voor het pak slaag in de grote »ovenschaal« te laten weken, om hem elastischer te maken en dus nadrukkelijker te voelen.
   2 juni: geboorte van zijn zuster Ernestine Pauline.

Ernstthal,
Marktplatz 183
1848

Pasen: Karl May gaat naar school. De klassen van de Ernstthaler Volksschool zijn overvol; één onderwijzer moet aan ± 90 leerlingen lesgeven. Wat Karl daar niet leert, brengt zijn vader hem ruw aan het verstand. Eens moet de jongen het beter krijgen. Zo moet Karl in de komende jaren talloze, voor een deel wetenschappelijke boeken lezen, die zijn vader hem voorschrijft. De weinige vrije tijd die hij heeft brengt Karl door bij zijn peetoom, de smid Christian Weißpflog, die veel gereisd heeft en waar hij luistert naar exotische verhalen.

Ernstthal,
Marktplatz 183
1849

Karl May wordt tamboer bij de 7e compagnie van Ernstthaler burgerwacht, waar zijn vader soldaat 1e klasse is. Zijn vader exerceert en drilt hem tijdens diverse oefeningen.
   9 juni: geboorte van Mays zuster Karoline Wilhelmine, de latere mevrouw Selbmann.

Ernstthal,
Marktplatz 183
1850

Ferrys ›Waldläufer‹ verschijnt. Negenentwintig jaar later zal May dit boek bewerken voor de jeugd.

Ernstthal,
Marktplatz 183
1851

Vermoedelijk in dit jaar: verhuizing naar het huis van de wevermeester Selbmann.
Poppentheater in Ernstthal:
   Toen kwam een dag waarop er voor mij een wereld openging, die me daarna nooit meer losgelaten heeft. Theater. Weliswaar een heel gewoon poppentheater, maar wel theater. Gespeeld werd er in het »Webermeisterhaus«. Eerste rang: drie stuivers; tweede rang: twee stuivers en derde rang: één stuiver; kinderen halve prijs. Ik kreeg toestemming om er samen met grootmoeder heen te gaan. Dat koste voor ons samen 15 pfennig. Ze speelden: »Das Müllerröschen oder die Schlacht bei Jena.« Mijn ogen brandden; ik gloeide van binnen: poppen, poppen, poppen! Maar voor mij waren het levende wezens. [Mein Leben und Streben, blz. 55]
   7 april: geboorte van zijn broertje Heinrich Wilhelm; hij overlijdt al enige maanden later op 20 september. Op 30 november overlijdt Christiane Friederike Weise, Mays grootmoeder van moederskant, op 64-jarige leeftijd.

Ernstthal,
Marktplatz 185
1852

16 augustus: Mays zusje Anna Henriette wordt geboren; ook zij sterft veel te vroeg, slechts enige weken oud, op 4 september.

Ernstthal,
Marktplatz 185
1853

De vader van May begaat een ernstigste opvoedingsfout door er bij zijn zoon ›kennis‹ in te hameren. In dit jaar bereikt dit het hoogtepunt. Karl May schrijft een hoofdstuk onder de treffende titel Keine Jugend (geen jeugd) in zijn autobiografie:
   Hij verzamelde alle mogelijke zogenaamde leerstof, zonder dat hij een keuze of een goede volgorde kon bepalen. Alles wat hij ook maar vond, nam hij mee. Ik moest het lezen of zelfs overschrijven, omdat hij dacht dat ik het daardoor beter kon onthouden. Wat heb ik toen allemaal moeten doorstaan. Oude gebedenboeken, rekenboeken, geschiedenis van de natuur, wetenschappelijke verhandelingen waar ik niets van begreep. De geografie van Duitsland uit het jaar 1802, meer dan 500 pagina's dik, moest ik helemaal overschrijven, zodat ik de gegevens beter onthouden kon. Het klopte natuurlijk allang niet meer! Hele dagen en halve nachten zat ik deze ongeordende en overbodige rommel in mijn hoofd te stampen. Ik werd er mee overvoerd. [Mein Leben und Streben, blz. 53]  

Ernstthal,
Marktplatz 185
1854

Karl May krijgt privé taalles, dat hij zelf betalen moet. Als hij twaalf jaar is, moet hij in de herberg Engelhardt in het naburige Hohenstein als kegeljongen werken – vaak tot na middernacht! Daar wordt hij verslaafd aan de uitleenbibliotheek: ›Rinaldo Rinaldini, de roverhoofdman‹ – ›Himlo Himlini, de roverhoofdman in Spanje…‹ – ›Sallo Sallini, de verschrikkelijkste roverhoofdman…‹, heten zijn helden en zij worden een ideaalbeeld voor hem.
   5 mei: geboorte van zijn broertje Karl Hermann, die al op 15 augustus overlijdt.

Ernstthal,
Marktplatz 185
1855

3 juli: Mays broertje Karl Heinrich wordt geboren; ook dit kind overlijd na korte tijd op 30 oktober.

Ernstthal,
Marktplatz 185
1856

Vlucht uit de werkelijkheid!
  
Het boek dat ik gelezen had heette: »Die Räuberhöhle an der Sierra Morena oder der Engel aller Verdrängten«. Nadat vader thuisgekomen was en zich ter ruste gelegd had, klom ik uit bed, sloop de kamer uit en kleedde me aan. Dan schreef ik een briefje: »jullie hoeven niet meer zo hard te werken; ik ga naar Spanje om hulp te halen!« Dit briefje legde ik op de tafel, ik stak een stuk droog brood in m’n zak samen met een paar stuivers van het geld verdiend op de kegelbaan en sloop de trap af naar beneden. Ik deed de deur open, ademde diep in, heel zacht, zodat niemand het hoorde en liep dan met gedempte stappen de Marktplatz over, door de Niedergasse naar de Lungwitzerweg, die via Lichtenstein naar Zwickau ging, naar Spanje, het land van de edele rovers, de helpers in nood. – – – [Mein Leben und Streben, blz. 79]
   
Karl komt niet ver, zijn bezorgde vader haalt hem naar huis.
   Nooit heb ik duidelijker gevoeld als toen, hoeveel hij eigenlijk van me hield. [blz. 93]
Palmzondag, 16 maart: Karl May doet belijdenis.
   Michaelis, 29 september: Hij wordt eerstejaarsstudent op de kweekschool in Waldenburg.
   Het onderricht was koud, hard en streng. Er ontbrak elke vorm van bekoring. In plaats van een mens gelukkig te maken, te bezielen, stootte het af. De godsdienstlessen waren de uren die het minste warmte uitstraalden. [blz. 95]
   Op 22 november wordt Emma Lina Pollmer, Mays eerste echtgenote, in Hohenstein geboren; haar moeder overlijdt op 4 december aan kraamkoorts.

Ernstthal,
Marktplatz 185

Waldenburg

1857

Karl May wordt verliefd op de 15-jarige Anna Preßler uit Ernstthal. Hij dicht en componeert liefdesliederen, die hij haar op de gitaar voorspeelt:

Von Dir geschieden,
Bin ich bei Dir
Und wo Du weilest,
Bist Du bei mir.
 
Von Dir zu lassen,
Vermag ich nicht,
Weil Du mein Alles,
Mein Lebenslicht!
 
(Van jou gescheiden
ben ik bij je
En waar je ook bent
ben je bij me.

Bij je weggaan
kan ik niet
Omdat je mijn alles bent
Het licht in mijn leven.)

 
21 november: Mays zusje Maria Lina wordt geboren; zij overlijdt op 13 december.

Waldenburg
1858

In juli trouwt Anna Preßler, zestien jaar oud, met de winkelier Carl Hermann Zacharias, ze is dan zwanger. Dit doet Karl May veel pijn, hij zal het nooit helemaal verwerken.
   May schrijft zijn eerste indianenverhaal en stuurt dit naar de ›Gartenlaube‹. Ernst Keil, de uitgever, wijst dit – nu verdwenen – eerste werk af.

Waldenburg
1859

In november is May ›lichtcorveeër‹ op de kweekschool in Waldenburg. Bij deze gelegenheid hij ontvreemdt hij zes kaarsen, die hij voor de kerstboom in het armzalige ouderlijk huis wil gebruiken. Op 21 en 22 december wordt deze zaak door de directeur van de kweekschool, Schütze, onderzocht.

Waldenburg
1860

28 januari: May wordt van de kweekschool gestuurd.
   4 maart: Mays zusje Emma Maria wordt geboren; ze sterft op 5 augustus.
   6 maart: gesteund door dominee Schmidt uit Ernstthal, richt May een gratieverzoek aan het Saksische ministerie van cultuur. De directeur van de kweekschool, Schütze, die ondertussen spijt heeft gekregen van zijn harde opstelling, doet een goed woord voor hem.
   4 juni: May mag zijn opleiding aan de kweekschool van Plauen voortzetten. Daar lijdt hij, zoals zoveel medescholieren, onder het spioneren van de schoolleiding; ze interesseren zich voor het intieme seksuele leven van de scholieren.

Ernstthal,
Marktplatz 185

Plauen

1861

9, 10 en 12 september: May doet eindexamen.
   13 september: zijn einddiploma heeft als eindcijfer »gut«. (goed)
   May is slechts van 7 t/m 19 oktober als hulponderwijzer aan het werk in Glauchau. Zijn kamerverhuurder Ernst Theodor Meinhold maakt als jaloerse echtgenoot een scène. De koopman betrapt May, als deze zijn negentienjarige vrouw Henriette, die hij niet alleen maar pianoles geeft, kust. Meinhold meldt deze romance aan de superintendent Carl Wilhelm Otto – Karl May wordt op staande voet ontslagen.
  
Lehrstelle Chemnitz

   Zijn volgende baan als onderwijzer wordt hem fataal. In Altchemnitz, waar hij sinds 6 november als fabrieksonderwijzer bij de Firma Solbrig werkt, moet hij zijn vrije woning, kamer en slaapkamer met de boekhouder Julius Hermann Scheunpflug delen.
   Tot dusverre had hij die alleen bewoond; nu werd ik bij hem ondergebracht. Hierdoor verloor hij zijn zelfstandigheid en kwam er een eind aan zijn gemakkelijk leventje. Hij kreeg van zijn ouders een nieuw horloge cadeau; zijn oude horloge, dat hij nu niet meer gebruikte, hing aan een spijker aan de muur. Het was hoogstens twintig mark waard. Hij bood mij dit horloge te koop aan; ik sloeg dit aanbod echter af, want als ik eenmaal een horloge kocht, dan moest het een nieuw en beter uurwerk zijn. Dat stond echter nog lang niet op het programma, daar ik eerst nog mijn schulden moest afbetalen. Toen deed hij zelf het voorstel dat ik zijn oude horloge, als ik naar school moest, in mijn zak kon steken, daar ik altijd precies op tijd moest zijn. Ik ging daarop in en was hem er dankbaar voor. In het begin hing ik zodra ik uit school terugkwam het horloge onmiddellijk weer aan de spijker. Later deed ik dat af en toe niet; ik hield het vaak nog urenlang op zak, want een zo duidelijke onderstreping van het feit dat het niet mijn horloge was leek mij overbodig. Tenslotte nam ik het zelfs mee als ik uitging en hing ik het pas ‘s avonds op zijn plaats. Een werkelijk vriendschappelijke of hartelijke omgang werd het niet; de boekhouder duldde mij noodgedwongen en liet mij vaak opzettelijk merken, dat het hem niet beviel met mij zijn woonruimte te moeten delen. [Leben, blz. 103f.]
   Als de kerstvakantie op 24 december begint, haast May zich direct van de school naar het station en reist naar huis; het horloge neemt hij mee. Daar wordt hij gearresteerd. Hij zou het horloge, een pijp en sigarenstomp van zijn kamergenoot gestolen hebben. May is ontsteld:
   Ik beging de stommiteit te bestrijden dat ik het horloge bezat; maar het werd gevonden toen men er naar zocht. De leugen die mij had moeten redden vernietigde mij; dat is altijd het geval; ik was … een dief! [blz. 107]
   Mays beschrijving is geloofwaardig. Onschuldig gevangen door de intrige van de boekhouder – zijn carrière kapot! Datgene wat ik heb verteld, had op mij de uitwerking van een klap, een slag op het hoofd, waaronder men innerlijk in elkaar zakt. En dat deed ik ook! [blz. 109]

Plauen

 

Glauchau

 

Altchemnitz

 

Ernstthal,
Marktplatz 185

1862

May wordt hoogstwaarschijnlijk – die aktes bestaan niet meer – wegens »onrechtmatig gebruik van andermans spullen« volgens Art. 330, Abs. 3, veroordeeld. Hij krijgt de zwaarste straf: zes weken gevangenis. Gratieverzoeken worden afgewezen.
   8 september tot 20 oktober: gevangenisstraf in Chemnitz
   Tegenwoordig zou May niet in de gevangenis gekomen zijn. Deze zware beproeving bezorgt May een beroepsverbod als onderwijzer.
   6 december: May wordt afgekeurd voor militaire dienst.

Ernstthal,
Marktplatz 185
1863

May treedt bij »musikalisch-declamatorischen Abendunterhaltungen« (muzikaal-declamatorische ontspanningsavonden) in Ernstthal op. Zijn levensonderhoud verdient hij met privé-onderwijs. Op 12 februari wordt door het lerarenkorps aangifte gedaan; de onderwijsinspectie komt dit te weten door een brief van 20 maart geschreven door dominee Schmidt uit Ernstthal.
  
20 juni: Mays naam wordt uit de lijst van Saksische kandidaat-onderwijzers geschrapt. Het geven van privé-onderwijs wordt hem uitdrukkelijk verboden. Zijn burgerlijk bestaan is tot mislukken gedoemd.
   Het was alsof ik uit die cel, waarin men mij zes weken had opgesloten, een hele menigte misdadigers mee naar huis had genomen, die het nu als hun taak beschouwden zich in mij te nestelen en mij aan hen gelijk te maken. Ik zag hen niet; ik zag slechts die donkere, honende hoofdgestalte uit het moeras van thuis en de slechte Hohensteinse lectuur; maar ze spraken tegen mij; ze beïnvloedden mij. En als ik mij daartegen verzette, werden deze stemmen luider, om mij te verdoven en zo te vermoeien, dat ik alle weerstand opgaf. Hoofdzaak was dat ik mij wreken moest, wreken op de eigenaar van dat horloge, die mij had aangeklaagd, slechts om mij uit zijn woning kwijt te raken, wreken op de politie, wreken op de rechter, wreken op de staat, op de mensheid, op iedereen! Ik was een voorbeeldig mens, zuiver, wit en onschuldig als een lam. De wereld had mij bedrogen in mijn toekomst, mijn levensgeluk. Mij wreken? Waardoor? Daardoor, dat ik bleef wat zij van mij gemaakt hadden: een misdadiger! Dat was het, wat de verleiders in mijn binnenste van mij verlangden. Ik verzette mij zoveel ik kon, zover mijn krachten reikten. Ik gaf alles wat ik schreef, vooral mijn dorpsverhalen, een ethische, een koningsgetrouwe tendens. Dat deed ik niet alleen als steun voor anderen, maar ook als steun voor mij zelf. Maar hoe ontzettend zwaar is mij dat gevallen! Als ik niet deed wat de luide stemmen in mij wilden, werd ik door hen met hoongelach, met vloeken en verwensingen overstroomd, niet alleen urenlang, maar ook halve dagen en hele nachten. Om deze stemmen te ontvluchten, ben ik uit mijn bed gesprongen en de regen en de sneeuwstorm ingelopen. [Leben, blz. 117f.]
   Dat May werkelijk aan aanzienlijke psychische storingen lijdt, ‘s nachts buiten in de regen loopt, bewijst wel zijn uit die tijd stammende gedicht:

Kennst du die Nacht, die auf die Erde sinkt
Bei hohlem Wind und scheuem Regenfall,
Die Nacht, in der kein Stern am Himmel blinkt,
Kein Aug durchdringt des Nebels dichten Wall?
So finster diese Nacht, sie hat doch einen Morgen
O lege Dich zur Ruhe und sei ohne Sorgen!

Kennst Du die Nacht, die auf das Leben sinkt,
Wenn dich der Tod aufs letzte Lager streckt
Und nah der Ruf der Ewigkeit erklingt,
Daß dir der Puls in allen Adern schreckt?
So finster diese Nacht, sie hat doch einen Morgen
O lege dich zur Ruhe und sei ohne Sorgen!

Kennst Du die Nacht, die auf den Geist dir sinkt,
Daß er vergebens um Erlösung schreit,
Die schlangengleich sich ums Gedächniß schlingt
Und tausend Teufel ins Gehirn dir speit?
O sei vor ihr ja stets in wachen Sorgen,
Denn diese Nacht allein hat keinen Morgen!

In eerste instantie vecht May met succes tegen deze »duizend duivels«. Hij componeert voor de zangvereniging ›Lyra‹ uit Ernstthal een hele rij eigen werken.

Ernstthal,
Marktplatz 185
1864

May is aangemeld in Naußlitz bij Dresden. Over deze tijd is niets bekend. In de tweede helft van dat jaar treedt hij waarschijnlijk met een theatergroep her en der in Saksen op en heeft een liefdesverhouding met een ballerina van de theater- en balletgroep H. Jerwitz uit Leipzig. Bijna 21 maanden zijn voorbij na Mays zes weken durende gevangenisstraf in Chemnitz. Nu verliest hij elk houvast:
   Die nacht was echter niet helemaal donker; er heerste schemerlicht. En wonderlijk genoeg strekte zich dat slechts uit over zielsaangelegenheden, niet over de geest. Ik was zielsziek, maar niet geestesziek. Ik was tot logische gevolgtrekkingen in staat, tot het oplossen van ieder wiskundig vraagstuk. Ik had scherp inzicht in alles wat buiten mij omging; maar zodra het mij zelf naderde, mij zelf betrof, hield het inzicht op. Ik was niet in staat mij zelf te observeren, mij zelf te begrijpen, mij zelf te leiden, mij zelf te besturen. [Leben, blz. 111]
   De »duizend duivels« leiden Karl May op 9 juli naar Penig. Daar noemt hij zich »Dr. med. Heilig«, »oogarts« en »voormalig militair« uit Rochlitz. Hij laat zich kleding op maat maken en verdwijnt zonder te betalen. Daarvoor heeft hij een jonge man met een oogziekte een recept in het latijn uitgeschreven.
   16 december: in Chemnitz duikt May als »kweekschooldocent Ferdinand Lohse« op en huurt in het Gasthof ›Zum goldenen Anker‹ twee aan elkaar verbonden kamers. Daar laat hij zich verscheidene damesbontjassen brengen. Hij brengt ze in de andere kamer naar de »zieke directeur« en is even later met de bontjassen verdwenen.

Naußlitz
bei Dresden
1865

28 februari: in Gohlis bij Leipzig woont May bij de staalgraveur Schule. Op 20 maart bezoekt hij als »koperslager Hermes«, de god van dieven en handelaren, de pelsbewerker Friedrich Erler en maakt hem een beverpels afhandig. Een dag later verpandt May, geholpen door een argeloze tussenpersoon, de pels bij de bank van lening. Bij de poging om de opbrengst te laten afhalen, wordt May op 26 maart in Rosenthal, een park tussen Gohlis en Leipzig, gepakt, waarbij een bijl »onder zijn jas vandaan gegleden« is.
   Op het politiebureau is hij »roerloos en schijnbaar levenloos geweest en heeft hij ook niet gepraat, zelfs niet nadat de politiearts erbij geroepen is.« Deze apathie, die in de akten is opgetekend, geeft te denken. Het duurt geruime tijd voor May weer aanspreekbaar is en alles bekent.
   8 juni: Karl May wordt door het kantongerecht van Leipzig »wegens meervoudig bedrog« tot 4 jaar en 1 maand werkhuis veroordeeld. Op 14 juni wordt hij naar het werkhuis ›Schloss Osterstein‹ overgebracht. May is nu gevangene »Nr 171«. Hij wordt op kantoor tewerkgesteld, maar schiet te kort wegens psychische zwakte.
   19 september: Mays sprookjesgrootmoeder sterft op 85-jarige leeftijd.

Gohlis

 

Zwickau,
Schloss Osterstein

1866

May vervaardigt geldportefeuilles en sigarenetuis.

Zwickau,
Schloss Osterstein
1867

De opzichter Friedrich Göhler ontdekt Mays muzikale talenten. May speelt althoorn in het blazerskorps en is lid van het gevangeniskerkkoor. Vermoedelijk aan het eind van het jaar word hij de »speciale schrijver« van inspecteur Krell en naar de gesloten afdeling overgeplaatst. De omvangrijke gevangenisbibliotheek verandert zijn straftijd in een studietijd.

Zwickau,
Schloss Osterstein
1868

Literaire schetsen ontstaan: das Repertorium C. May.
   2 november: May wordt »als gevolg van Allerhoogste Genade« wegens goed gedrag voortijdig – 253 dagen eerder als oorspronkelijk gedacht – met een getuigschrift van vertrouwen uit het werkhuis ontslagen. Thuis hoort hij van de dood van zijn sprookjesgrootmoeder. Dit bericht brengt hem weer uit zijn geestelijk evenwicht.
   De vroegere ellende begon weer, de vroegere martelingen, de vroegere strijd met onbegrijpelijke machten. Ze kenden al mijn gedachten voordat ik me er zelf bewust van werd en toch konden ze onmogelijk deel van me uitmaken, omdat dat wat zij wilden bijna altijd het tegengestelde van mijn wil was. … Ze verlangden net als vroeger van mij dat ik mij zou wreken voor de in de gevangenis verloren kostbare tijd! [Leben, blz. 157]
   May probeert, deze »onbegrijpelijke machten« te ontlopen. Voor de uitgeversboekhandelaar Münchmeyer uit Dresden schrijft hij enige teksten, die thans verdwenen zijn.

Zwickau,
Schloss Osterstein

Ernstthal,
Marktplatz 185

1869

Aan het begin van dit jaar leert May het dienstmeisje Auguste Gräßler uit Raschau kennen. Uit deze kennismaking ontwikkelt zich een liefdesrelatie.
Op 29 maart doet May in Wiederau als »politieluitenant von Wolframsdorf uit Leipzig« bij de kruidenier Carl Reimann een onderzoek naar vals geld. Omdat dit zogenaamd gevonden wordt, neemt hij Reimann voor »verhoor« mee naar een pension, waar hij Reimaan achterlaat en zelf spoorloos verdwijnt.
   10 april: May zoekt in het huis van touwslager Krause in Ponitz opnieuw naar vals geld. De actie mislukt. May dwingt met een ongeladen schietwapen ontzag af en vlucht »dwars door de velden«. Hij is steeds verkleed en draagt een valse baard. In Ernstthal wekt hij op 20 april de indruk, als zou hij naar Amerika zijn geëmigreerd.
   Van 3 tot 5 mei is May in Jöhstadt; daar bezoekt hij op de avond van 3 mei het theater.
   Pinksteren, 16–17 mei: in Schwarzenberg ontmoet May voor de laatste keer zijn geliefde Auguste Gräßler. Op 27 / 28 mei richt hij de ›Eisenhöhle‹, ten noorden van Hohenstein, als verblijfplaats in. Met een kinderwagen (!) brengt hij daar merkwaardige dingen naartoe, die hij van zijn peetoom Weißpflog zou hebben gestolen.
   31 mei: In Limbach steelt May in de Gaststätte van Victor Reinhard Wünschmann een set biljardballen en gaat naar Chemnitz, om ze te verkopen, wat echter door de oplettendheid van twee politieagenten mislukt.
   3 / 4 juni: Uit een stal in Bräunsdorf steelt May ‘s nachts een paard van de Gasthofbezitter Schreier. Tevens steelt hij een bit, rijzweep en halsriem; daarna rijdt hij weg. Als hij enkele uren later het paard aan een slachter probeert te verkopen, mislukt dit.
   15 juni: In Mülsen St. Jacob treedt May op als »bode van advocaat Dr. Schaffrath uit Dresden« en lokt de bakker Wappler voor een erfeniskwestie naar Glauchau. Ondertussen geeft May zich bij de thuisgebleven echtgenote als politieagent uit en neemt 28 Taler »vals geld« in beslag.
   Eind juni ontvreemdt May uit de kegelbaan van herberg Engelhardt in Hohenstein een handdoek en een sigarenpijpje. Op 2 juli, ‘s nachts om 3 uur, word hij daar slapend aangetroffen en »na een kort gevecht« overmeesterd en naar de gevangenis in Mittweida overgebracht.
   5 en 15 juli: gerechtelijk onderzoek in Wiederau en Mülsen St. Jacob. 26 juli: op weg naar een ander gerechtelijk onderzoek in Bräunsdorf ontsnapt May aan zijn bewakers; hij zou de »eiserne Bretze« (handboeien) verbroken hebben. Ondanks een grote zoekactie in de bossen rond Hohenstein op 6 en 7 augustus blijft May aanvankelijk onvindbaar.
   In de nazomer duikt hij in Siegeldorf bij Halle op. Hij geeft zich uit voor »schrijver Heichel uit Dresden«, daarna als »natuurlijke zoon van de Prins von Waldenburg« en ontmoet de huishoudster Malwine Wadenbach, die hij waarschijnlijk van vroeger kent.
   Verder weten we van Mays verblijf in Ellersleben, Plößnitz en Coburg.

Ernstthal,
Marktplatz 185

Eisenhöhle
(Karl-May-Höhle)

1870

4 januari: in Niederalgersdorf (Bohemen) word May als landloper in een schuur opgepakt. Hij noemt zich »Albin Wadenbach«, plantagebezitter uit Orby op het eiland Martinique, West Indië. Een foto overtuigt de politie.
   14 maart: May wordt naar de gevangenis in Mittweida gebracht. Op 13 april wordt hij door het kantongerecht in Mittweida »met behulp van de door hem afgelegde bekentenis, wegens eenvoudige maar perfect uitgevoerde diefstal, oplichterij en fraude onder verzwarende omstandigheden, alsmede wegens weerspannigheid tegen ongeoorloofde zelfhulp en verdraaiing van feiten, rekening houdend met zijn terugval, tot een tuchthuisstraf in de duur van 4 jaar en met betaling van de onderzoekskosten veroordeeld.«
   De bekende strafrechtjurist Professor Dr. Dr. h.c. mult. Claus Roxin heeft vastgesteld, dat het niet uit te sluiten is, »dat May schizofrene trekken gehad kan hebben, die zijn strafrechtelijke verantwoordelijkheid in de zin van § 51 StGB uitsluiten of tenminste als oorzaak van een aanzienlijk verminderde toerekeningsvatbaarheid kan aanvoeren.« [Karl May, das Strafrecht und die Literatur, Tübingen 1997, blz. 47.]
   Recent onderzoek van Dr. William E. Thomas, een Australische arts, heeft aangetoond dat May aan dissociatieve identiteitsstoringen leed en daarom »ontoerekeningsvatbaar« moet zijn geweest.
   De psychiater en neuroloog Edgar Beyer (arts in een kliniek in Günzburg) vermoedt een ›asociale persoonlijkheidsstoornis‹ in de vagantentijd van May en daarmee een verminderde toerekeningsvatbaarheid. Hoe men Mays psychische toestand ook beoordeelt, de schade, die May met zijn delicten heeft aangericht, bedraagt bij elkaar nog geen 1000 Mark. »May heeft later, toen hij geld had, vele duizenden mark geschonken aan behoeftigen, ook heeft hij zijn gehele vermogen en alle inkomsten van auteursrechten van zijn werken nagelaten aan een stichting voor behoeftige kunstenaars. Ook is de gedachte aan loutering«, zoals Claus Roxin opmerkt, »een van de hoofdtendenzen van zijn werk – niet altijd literaire winst«.
   3 mei: begin van de straf in tuchthuis Waldheim. May is vanaf nu gevangene »Nr. 402« en komt in een isoleercel. Minstens 13 uur per dag werkt hij als sigarenmaker. Waarschijnlijk vervult »Nr. 402« aanvankelijk zijn opgelegde taak niet, want met het niet geven van eten wordt hij disciplinair gestraft
.

Böhmen

Mittweida

Waldheim

1871

Het ontplooien van schrijversactiviteiten is volgens het reglement van het tuchthuis Waldheim onmogelijk! »Het benodigde schrijfmateriaal wordt in de benodigde hoeveelheden aan de gevangenen door de instelling tegen betaling toegestaan; elk geval wordt apart bekeken. Hetzelfde geldt voor de envelop waar een brief in moet worden verstuurd. Het terzijde leggen van schrijfmateriaal is verboden. Elke gevangene moet de hoeveelheid die hij ontving, beschreven of niet, weer inleveren. Dit geldt ook voor de inkt en het potlood en andere voorwerpen.« [§ 50]

Waldheim
1872

De catecheet van de inrichting, Johannes Kochta, wordt een vaderlijke vriend voor May. De ontmoetingen met de Katholiek laten bij May een onuitwisbare indruk na; hij vindt zichzelf terug.
   29 april: Mays 25-jarige zuster Ernestine Pauline overlijdt in Ernstthal.

Waldheim
1873

Hoewel May luthers is, bespeelt hij bij katholieke kerkdiensten het orgel.

Waldheim
1874

May is tot begin maart in de gevangenisbibliotheek werkzaam.
   2 mei: ontslag uit het tuchthuis. May staat voor twee jaar onder politietoezicht. Een terugblik in zijn latere teksten toont aan, dat hij dan als smidsknecht bij zijn peetoom Weißpflog werkt. In de zomer schrijft hij Die Rose von Ernstthal.

Waldheim

Ernstthal,
Marktplatz 185

1875 Mays vertelling Die Rose von Ernstthal (De roos van Ernstthal), verschenen vanaf november 1874 bij Hermann Oeser in Neusalza, zou de reden kunnen zijn geweest voor de uitgever H. G. Münchmeyer, May, die hij nog uit de zestiger jaren kende, op te zoeken. Zijn redacteur Otto Freitag had na een ruzie ontslag genomen; Münchmeyer heeft dringend een vervanger nodig.
   8 maart: May gaat als ›redacteur‹ naar Dresden-Altstadt; hij woont aan de Jagdweg, waar de uitgeverij staat. Daar redigeert hij het ontspanningsblad ›Der Beobachter an der Elbe‹. Münchmeyer noemt May tegenover zijn medewerkers steeds ›Herr Doktor‹. Deze titel, die May later blijft gebruiken, verandert er niets aan, dat hij op 24 maart Dresden uitgewezen wordt. May, die nog een jaar onder politietoezicht staat, mag Hohenstein en Ernstthal niet zonder toestemming verlaten!
   Voortaan redigeert May in Ernstthal Münchmeyers ›Beobachter‹. Daar verschijnt vanaf eind mei zijn Novelle Wanda. Verder schrijft hij voor zijn uitgever grote delen van het Buch der Liebe als vervolg op het beruchte ›Venustempel‹ (Geschichte der Prostitution und ihre Entstehung (geschiedenis van de prostitutie en haar ontstaan)), dat sinds december 1874 in Oostenrijk en later ook in het Duitse Rijk verboden is.
Begin augustus keert May naar Dresden terug; hij heeft nu een verblijfsvergunning. In de tussentijd reist hij o.a. naar Essen, Dortmund en Berlijn, om bij de firma’s Krupp en Borsig voor zijn nieuw op te richten arbeiderstijdschrift Schacht und Hütte abonnees te werven.  Vanaf september start in plaats van de ›Beobachter‹ naast Schacht und Hütte het ontspanningsblad Deutsches Familienblatt. Vanaf half oktober verschijnt Mays eerste Winnetou-vertelling Old Firehand. Verder werk uit deze tijd: Der Gitano, Inn-nu-woh, Ein Stücklein vom alten Dessauer, Die Fastnachtsnarren, Geographische Predigten.
Er ontstaat een familiaire verhouding tussen May en zijn uitgever. Begin december verhuist hij naar de woning van Münchmeyer. Met kerst schenkt Münchmeyers vrouw Pauline May een piano.
Ernstthal,
Marktplatz 185

Dresden-Altstadt,
Jagdweg 6

Ernstthal,
Marktplatz 185

Dresden-Altstadt,
Falkenstr. 4,
bei der Witwe
Emma Ros. Vogel.

Dresden-Altstadt,
Jagdweg 14

1876

 

Karl May als Redakteur

Sinds begin september woont Karl May in het woongedeelte van het gebouw van Münchmeyer. Minna Ey, de zuster van Pauline Münchmeyer, houdt de woonruimte van May op orde. De bedoeling is haar aan May te koppelen; maar hij toont geen interesse. 23 februari: huiszoeking bij H.G. Münchmeyer. De politie handelt op grond van het ongeoorloofd distribueren van de publicaties ›Venustempel‹ en Buch der Liebe. 2 mei: Op deze dag eindigt de ondertoezichtstelling door de politie. Begin augustus wordt de voortzetting van de zgn. Axmann-roman Fürst und Junker door May aangekondigd:
 
De lezers van het »deutschen Familienblattes«, die in de latere lotgevallen van Dietrichs von Quitzow tot aan zijn dood geïnteresseerd waren, was de mededeling dat de auteur een net zo spannende als aangrijpende roman over het thema: »Dietrichs von Quitzow letzte Fahrten« gekozen had, zeer welkom. In nummer 20 van jaargang 1876 van »Feierstunden am häuslichen Heerde«, een bij de uitgeverij Münchmeyer verschijnend literair tijdschrift zou deze roman beginnen.
[Deutsches Familienblatt, Aflevering 49, blz.770]
 
De aangekondigde Quitzow-roman begint echter al in nummer 10 van de Feierstunden onder de schrijversnaam ›Karl May‹.
Eind september wordt May aangeklaagd voor zijn medewerking aan het Buch der Liebe. Verder zijn Münchmeyers broer Friedrich als uitgever en Otto Freitag als redacteur van de Venustempel aangeklaagd. In deze situatie wil Pauline Münchmeyer het huwelijk met Minna Ey aan May opdringen. May neemt ontslag en gaat naar Ernstthal. Daar wordt hij verliefd op de knappe Emma Pollmer.
   Eind oktober wordt May vrijgesproken; hij zou met zijn versie van het Buch der Liebe onzedelijke passages gematigd weergegeven hebben. Op 22 november viert zijn vriendin Emma haar twintigste verjaardag. Aan het eind van het jaar verlaat May de redactie en schrijft nog enkele »notwendige Manuskripte« (noodzakelijke manuscripten). Waarschijnlijk wil hij in de eerste plaats zijn Quitzow-roman voortzetten, hoewel hij geen redacteur bij Münchmeyer meer is. Door de vijandschap van Pauline, die het niet verkroppen kan dat May haar zuster afgewezen heeft, komt er niets terecht van deze plannen. Zowel Quitzow van May als Kurfürst van Axmann (Axmann was volgens Münchmeyer net gestorven) worden vanaf maart door Dr. Goldmann verder afgemaakt.
   Dit jaar schreef May o.a.: Auf den Nußbäumen, Unter den Werbern, Leilet, Der beiden Quitzows letzte Fahrten, Ausgeräuchert en Im Wollteufel
.

Dresden-Altstadt,
Jagdweg 14
  

Pillnitzer Straße 72

1877 23 februari: naar de schets van een brief woont May reeds in de Pillnitzer Str. 72 bij de weduwe Groh. In de volgende maanden schrijft hij Die beiden Nachtwächter, Der Dukatenhof, Die verhängnißvolle Neujahrsnacht, Ziege oder Bock, Der Samiel, Der Kaiserbauer.
   Op 26 mei volgt Emma Pollmer hem naar Dresden. Zij vindt werk in de huishouding van Auguste Petzold, een weduwe van een dominee die in de Mathildenstraße 18 woont. Karl May is nu redacteur bij de uitgever Bruno Radelli en treft voorbereidingen voor de 2e jaargang van het ontspanningsblad ›Frohe Stunden‹; het eerste nummer verschijnt eind juni. Vanaf nummer 10 publiceert May regelmatig eigen teksten: Der Oelprinz, Die Gum, Ein Abenteuer auf Ceylon, Die Kriegskasse, Aqua benedetta, Auf der See gefangen, Ein Self-man.
   Bij Peter Rosegger verschijnt Die Rose von Kahira. Dit verhaal werd reeds in het voorjaar onder de titel Leilet door Münchmeyer uitgegeven. Naar aanleiding van de heruitgave vindt Rosseger »Herrn Karl May … een zeer ervaren mens, die lange tijd in de Oriënt moet hebben doorgebracht.«
Dresden-Altstadt,
Pillnitzer Straße 72
1878 Vanaf het begin van het jaar woont May in een parterrewoning in Dresden-Strießen, waar Emma de huishouding doet; ze gaan door als echtpaar. Hij schrijft daar voor de ›Frohen Stunden‹: Husarenstreiche, Der Africander, Vom Tode erstanden, Die Rache des Ehri, Nach Sibirien. Voor Peter Rosseger schrijft May Die falschen Excellenzen.
   26 januari: Emil Eduard Pollmer, Emma’s drankzuchtige oom, sterft in Niederwürschnitz bij Stollberg; tijdens een roes is hij onder een kar geraakt en kon zich nog naar de paardenstal van het Gasthof  ›Zum braven Bergmann‹ slepen. De grootvader van Emma, de barbier Christian Gotthilf Pollmer, gelooft niet in een ongeval. Hij weet May over te halen om een onderzoek in te stellen.
   25 april: May stelt een onderzoek in als een »hoge, door de regering aangestelde ambtenaar«. Hoewel hij geen titel of rang noemt, legt men het uit als belediging van een functie. Op 11 juni wordt hij daarom in Dresden gedagvaard. Eind juni beëindigt May zijn tijd als redacteur bij Radelli en trekt met Emma in bij haar grootvader in Hohenstein. Af en toe is May in Berlijn.
   6 september: op de rechtbank in Hohenstein wordt May gehoord. 15 oktober: hoorzitting in Stollberg en een confrontatie op 25 oktober. May handelt nogal lichtzinnig, hij weigert rechtsbijstand. Tijdens de zomer en de herfst schrijft hij de verhalen: Des Kindes Ruf, Die Universalerben, Die Laubthaler en Der Waldkönig.
Dresden-Strießen
Straße Nr. 4
Villa Forsthaus

Ernstthal,
Marktplatz 185

1879 Op 9 januari wordt May door de rechtbank in Stollberg wegens »onbevoegde uitoefening van een openbaar ambt« (in de zin van § 132 van het wetboek van strafrecht) tot drie weken gevangenisstraf veroordeeld. Dit oordeel is, zoals de strafrechtjurist Erich Schwinge bewezen heeft, een foutieve beslissing. Die akten zijn behouden. May heeft beslist geen ambtsverrichting gedaan. Het aantekenen van protest (12 mei) en een verzoek om gratie (2 juli) worden afgewezen. Van 1–22 september moet Karl May zijn ›straf‹ in de cel van het gerechtsgebouw van Hohenstein uitzitten. Deze schande heeft hem zeer gekwetst, zoals we later in zijn werk weergespiegeld zien.
   Zijn literaire bezigheden in dit jaar zijn een stuk aangenamer. Het eerste contact met het katholieke weekblad ›Deutscher Hausschatz‹ in Regensburg wordt gelegd. In het reisverhaal Unter Würgern horen we voor het eerst van ›Old Shatterhand‹.
   Eind november verschijnen bij het Stuttgarter Verlag Franz Neugebauer zijn bewerking van de Ferry-roman ›Der Waldläufer‹ evenals zijn eerste jeugdboek Im fernen Westen.
   Verdere publicaties in dit jaar: Ein Dichter, Der Giftheiner, Three carde monte, Unter Würgern, Der Girl-Robber
, Der Boer van het Roer en de Stuttgarter tijdschriftenroman Scepter und Hammer (de admiraal van de sultan). Het daarin voorkomende hoofdstuk Der tolle Prinz lijkt op een onenigheid met Emma Pollmer te duiden. May vereeuwigde haar daar als Emma Vollmer, die haar geliefde bedriegt
.
Ernstthal,
Marktplatz 185
1880 Januari: »May, Dr. Karl …« wordt voor het eerst in de ›Allgemeinen Deutschen Literaturkalender‹ genoemd. 19 februari: Karl May en Emma Pollmer gaan in Hohenstein in ondertrouw. De kennisgeving is van 20 februari t/m 7 maart.
   Mei: Voor het eerst meldt de ›Deutsche Hausschatz‹, dat de ik-persoon van de reisavonturen dezelfde is als de schrijver ervan – Karl May – en dat hij alles zelf beleefd heeft.
   26 mei: Emmas grootvader Christian Gotthilf Pollmer overlijdt aan de gevolgen van een beroerte in Hohenstein. Op 17 augustus: burgerlijk huwelijk van Karl May en Emma Pollmer. 12 september: kerkelijk huwelijk in de St. Christopheri kerk in Hohenstein, direct daarna verhuizing naar het huis ›Am Markt 2‹.
   Publicaties van dit jaar die het vermelden waard zijn
: Deadly Dust, Der Brodnik, Die Juweleninsel (de schat van de Maharadja), Der Kiang-lu, Tui Fanua.
Ernstthal,
Marktplatz 185

Hohenstein
Am Markt 2

1881 Januari: In het reisverhaal uit de ›Hausschatz‹ Giölgeda padishanün – later Durch die Wüste (Kara Ben Nemsi) met vervolg – treden voor het eerst de ik-verteller Kara Ben Nemsi en zijn bediende Hadschi Halef Omar op. Deze Oriëntcyclus word literair gezien alleen nog door zijn werken uit de latere levensfase overtroffen.
   Maart: De ›Deutsche Hausschatz‹ publiceert in nummer 9: »›Hausschatzleser in Westfalen.‹ De schrijver van deze reisavonturen had alle landen, die het toneel van zijn verhalen zijn, zelf bezocht. Onlangs is hij van een reis naar Rusland, Bulgarije, Konstantinopel etc. teruggekeerd, met een messteek als aandenken. Dan reist hij niet met de rode ›Bädeker‹ (reisgids) in de hand comfortabel in een treincoupé, maar hij zoekt de nog onontdekte paden en wegen op. – Hartelijk dank voor uw groet!«
   November 1881: de krant ›Le Monde‹ begint met het afdrukken van een franse May-vertaling
.
Hohenstein,
Am Markt 2
1882

May werkt intensief aan zijn Oriëntcyclus voor de ›Deutschen Hausschatz‹. Het Reise-Abenteuer in Kurdistan en Die Todeskaravne lukken hem voortreffelijk. Het slot van de Juweleninsel voor het Stuttgarter Verlag Göltz & Rühling schrijft hij daarentegen lusteloos; in deze zin eindigt dan ook deze roman. In de nazomer zijn Karl en Emma May op een ontspannende uitstapje in Dresden-Altstadt. In restaurant Rengers komt het tot een uiterst belangrijke ontmoeting met een oude bekende, de uitgever Heinrich Münchmeyer. Naar aanleiding van deze ontmoeting ontstaat er een jarenlange zakenrelatie. Het contract wordt bekrachtigd met een handdruk. May moet voor een salaris van 35 mark per aflevering een spannend feuilleton schrijven. Zodra er een oplage van 20.000 exemplaren bereikt zal worden, zal May daarnaast eine feine Gratifikation (een mooie bonus) krijgen; verder als enige het auteursrecht. May begint dan sporadisch te schrijven aan het Waldröschen:
 
»Geachte mevrouw!
Ik zou u zeer dankbaar zijn als u uw geëerde man, van wie ik de eer heb hem mijn vertrouwde vriend te noemen, er van kunt overtuigen dat hij mij per week 3 afleveringen zendt.
   Op dit moment is het de beste tijd om het werk uit te geven. De eerste aflevering is klaar, maar ik kan hem niet uitgeven als ik de rest van het manuscript niet heb.
   Ik heb altijd het beste met uw man voorgehad. Ik heb hem al 500 mark voor dit werk gegeven, hij is ondankbaar en laat me gewoon zitten en toch noemt hij mij in zijn brieven zijn beste vriend en belooft me gouden bergen, maar hij houdt zich niet aan de afspraak.
   Ik denk dat hij naar u luistert; hij houdt van u heeft hij me verzekerd. Vol vertrouwen wend ik me tot u, ik zie u als reddende engel die mij zal redden uit mijn zeer dure en noodlottige situatie. Mijn vrouw doet u de hartelijke groeten en vraagt samen met mij om uw bemiddeling. Ik groet u hartelijk en onderteken met de u bekende hoogachting
   U geheel toegedaan, H. G. Münchmeyer
   Dresden, 20-10-82«
 
De bemiddeling van Emma heeft succes: Waldröschen oder die Rächerjagd rund um die Erde start begin december onder het pseudoniem "Capitain Ramon Diaz de la Escosura" en wordt vervolgens een kassucces. Verdere werken: Die Both Shatters, Der Krumir, Ein Fürst-Marschall als Bäcker, Robert Surcouf, Christi Blut und Gerechtigkeit, In Damaskus und Baalbeck, Ein Oelbrand.

Hohenstein,
Am Markt 2
1883 Bijna zeker reist May begin februari naar Dresden, om Münchmeyer te bezoeken. Emma volgt hem later. Tussen Emma en Pauline Münchmeyer Pauline ontstaat een intieme vriendschap.
   6 april: Emma Mays jeugdvriendin Ida Metzer houdt in haar woning in Hohenstein een spiritistische seance.
   7 april: verhuizing van Hohenstein naar Blasewitz. In het Blasewitzer adresboek staat May als »Literat und Redacteur« (literator en redacteur) genoemd. Zeer waarschijnlijk redigeert de ›redacteur‹ samen met Münchmeyer de ›Deutschen Wanderer‹. Hij moest dezelfde kwaliteit hebben als de door mij in 1875 opgerichte beide ontspanningstijdschriften. In de ›Wanderer‹ verschijnt vanaf eind september, nu voor een honorarium van 50 mark, Die Liebe des Ulanen.
   In dit drukke jaar schrijft May verder: Stambul, Im »wilden Westen« Nordamerika's, Der Amsenhändler, Pandur und Grenadier. Medewerking aan Joseph Kürschner (uitgever van de literatuurkalender) moet hij wegens tijdgebrek weigeren.
Hohenstein,
Am Markt 2

Blasewitz,
Sommerstr. 7

1884 Vermoedelijk begin april verhuist May met zijn vrouw Emma naar de Prinzenstraße 4. Na beëindiging van Waldröschen begint in augustus een volgende colportageroman voor Münchmeyer: Der verlorne Sohn oder der Fürst des Elends. Het werk voor de ›Deutschen Hausschatz‹ komt in de verdrukking. Der letzte Ritt, deel van de Oriëntcyclus, wordt vanaf midden december voor de duur van een half jaar onderbroken; lezers en redactie ergeren zich hieraan. Blasewitz,
Sommerstr. 7

Dresden-Altstadt,
Prinzenstr. 4

1885 15 april: Mays moeder overlijdt aan een gezwel, vermoedelijk kanker. Ongeveer een maand later krijgt Mays vader een beroerte. Door deze zware beproevingen blijven de afleveringen van manuscripten uit. Die Liebe des Ulanen wordt vier weken lang niet voortgezet. Als noodoplossing worden delen van de verlornen Sohn onder de titel Ulane und Zouave als fragment in de ›Deutschen Wanderer‹ afgedrukt. In juni heeft May zich in zoverre hersteld, dat hij verder schrijven kan; in de zomer zet hij zelfs enige maanden zijn Oriëntcyclus voort. Zijn Ulanen-roman eindigt in oktober. Met kerst begint zijn vierde Münchmeyer-roman Deutsche Herzen, deutsche Helden. Dresden-Altstadt,
Prinzenstr. 4
1886 27 februari: Mays vroegere katholieke catecheet Kochta overlijdt.
   Eind juli eindigt Mays verlorner Sohn. Om direct met de vervolgroman te kunnen beginnen, lagen er half juni ca. 50 manuscriptkantjes voor de roman Delila klaar. Bijna gelijktijdig overlijdt onder mysterieuze omstandigheden op 13 juni koning Ludwig II. von Bayern – voor de uitgevers van colportagelectuur een sensationeel bericht. May stopt met Delila (blijft een fragment) en schrijft een roman over de sprookjeskoning: Der Weg zum Glück.  Het zal zijn laatste Münchmeyer-roman worden. Aan het eind van het jaar begint hij met een verhaal voor de jeugd: Der Sohn des Bärenjägers (de zoon van de berenjager) voor het Stuttgarter Spemann-Verlag.
Dresden-Altstadt,
Prinzenstr. 4
1887

8 januari: Het tijdschrift voor jongens ›Der Gute Kamerad‹ begint met Mays Sohn des Bärenjägers (de zoon van de berenjager). Ondertussen heeft Münchmeyer problemen om zijn tijdschriften op tijd te laten verschijnen:
 
»Beste Doctor!
   Ik verwachtte u zaterdag met een grote hoeveelheid manuscripten, helaas tevergeefs. Daardoor ben ik opgewonden en bezorgd geworden, want het is een bedreiging voor mijn bestaan.
   Als u mij niet genoeg en op tijd levert, raak ik mijn met moeite gekregen abonnees kwijt; dit kost mij dan veel geld.
Neem toch een stenograaf aan! Als u een hele nacht dicteert heeft u voor 4 à 5 afleveringen op papier staan en ben ik geholpen.
   Ik heb bijna al uw wensen vervuld en verzoek u daarom mijn wens te vervullen. Ik vraag u, maak mij morgen gelukkig en stuur me afleveringen van de ›Helden‹, ongeveer 66 stuks.
   Ik groet u en onderteken met hoogachting H. G. Münchmeyer
   Dresden, 21- II- 87«
 
Ongeveer begin april: verhuizing naar de Schnorrstraße 31. Half augustus begint May met Durch das Land der Skipetaren (door het land der Skipetaren); dit reisverhaal sluit de Oriëntcyclus in de ›Deutschen Hausschatz‹ af.

Dresden-Altstadt,
Prinzenstr. 4

Schnorrstr. 31

1888

Begin januari eindigt de Münchmeyer-roman Deutsche Herzen, Deutsche Helden. Onmiddellijk begint May met zijn jeugdverhaal Der Geist des Llano estakata (estakata = leesfout van de zetter; juist is: estakado) (de geest van de Llano estakado). Half januari begint in de ›Hausschatz‹ het Skipetaren-reisverhaal. Begin februari start Der Geist des Llano in de ›Guten Kameraden‹.
   Op 6 september overlijdt na een lang ziekbed Mays vader.
   Redactiewisseling bij de ›Deutschen Hauschatz‹ in Regensburg: Venanz Müller, die May welgezind is, volgt Heinrich Keiter – een autoritair mens met ambities als schrijver, op:
   »Tussen de lezers van onze schrijver van reisverhalen, Carl May, is de strijd losgebarsten. Terwijl het ene deel zich bij de redactie met  schriftelijke reacties beklaagt dat de romans teveel plaats innemen die beter voor iets anders kan worden gebruikt, eist in niet minder krachtige termen het andere deel van de lezers dat in de nieuwe jaargang direct begonnen wordt met een verhaal van Carl May. De redactie is dus gedwongen, de gulden middenweg te bewandelen, om recht te doen aan beide groepen.«
   1 oktober: verhuizing van Dresden naar Kötzschenbroda in de Villa Idylle, Schützenstraße 6.
   12 oktober: May schrijft zich bij de gemeente in het register als »Dr. phil. Karl May, Schriftsteller« in.
   Verdere publicaties in dit jaar: Kong-Kheou, das Ehrenwort en Der Scout
.

Dresden-Altstadt,
Schnorrstr. 31

Kötzschenbroda,
Schützenstr. 6
Villa Idylle

1889 Vermoedelijk in het voorjaar leren Karl en Emma May het echtpaar Plöhn kennen. Richard Plöhn, eigenaar van een verbandstoffenfabriek, wordt Mays beste vriend en Plöhns vrouw Klara – in de komende jaren Emmas boezemvriendin – zal een nog belangrijker rol in het leven van May spelen. Karl May schrijft in dit jaar ca. 3770 manuscriptkantjes!
   Publicatie van: Die Sklavenkarawane (de slavenkaravaan), Im Mistake-Cannon, Sklavenrache, Lopez Jordan.
Kötzschenbroda,
Schützenstr. 6
Villa Idylle
1890 14 januari: de huisbazin van May dient bij het kantongerecht van Dresden een aanklacht in wegens het niet betalen van de huur. May werkt hard, maar kan de huur voor de dure villa (200 mark per kwartaal) niet betalen. Zijn dienstmeisje moet hij op 19 maart ontslaan.
Vermoedelijk begin april: verhuizing naar Niederlößnitz, Lößnitzstraße 11.
   Belangrijke publicaties: Christus oder Muhammed, Der Schatz im Silbersee (de schat in het zilvermeer), Der Schatz der Inkas.
   Eind oktober verschijnt de boekuitgave van Der Sohn des Bärenjägers (de zoon van de berenjager), volgens het titelblad Die Helden des Westens (inclusief Der Geist des Llano estakado), in de Stuttgarter ›Union Deutsche Verlagsanstalt‹.
Niederlößnitz,
Lößnitzstr. 11
1891

8 april: verhuizing naar Oberlößnitz in de Villa Agnes, Nizzastraße 13.
 
 
Emma und Karl May

   28 mei: »… werd de vrouw van Dr. May door een geluid in de parterre wakker. Ze wekte haar man, die onmiddellijk naar beneden ging, waar hij tot zijn grote verrassing … alle kasten en commodes open vond staan en hun inhoud voor een deel over de vloer verspreid. Verder hadden de inbrekers een bijl op het bed gelegd. Van de dieven, die door het openbreken van een raam en het breken van meerdere ruiten in de kamer waren geklommen, ontbrak elk spoor …« [Kötzschenbrodaer Zeitung van 30 mei]
   In de nazomer onderhandelt de uitgever Friedrich Ernst Fehsenfeld uit Freiburg in het Breisgau met May over de heruitgave van de ›Hausschatz-Erzählungen‹ als boek. Een historisch moment.

Im lieben, schönen Lößnitzgrund
Da saßen Zwei selbander;
Die schlossen einen Freundschaftsbund,
Gehn niemals auseinander.
Der Eine schickt Romane ein,
Der Andre läßt sie drucken,
Und’s Ende wird vom Liede sein:
’s wird Beiden herrlich glucken!
[Karl May aan Friedrich Ernst Fehsenfeld]

November: Karl und Emma May nemen hun negenjarige nichtje Clara (›Lottel‹) Selbmann als dochter in huis.
   Belangrijke publicaties in tijdschriften: Das Vermächnis des Inka (Kamerad) (het testament van de Inka), Der Mahdi (Hausschatz) (de Mahdi).

Niederlößnitz,
Lößnitzstr. 11

Oberlößnitz,
Nizzastraße 1 d
Villa Agnes

1892 6 april: de colporteur H. G. Münchmeyer overlijdt aan vergevorderde longtuberculose in Davos (Zwitserland).
   10 mei: het eerste deel van de Fehsenfeld-reeks Durch Wüste und Harem (in de volgende oplagen Durch die Wüste) verschijnt. Durchs wilde Kurdistan (door het wilde Koerdistan), Von Bagdad nach Stambul (van Bagdad naar Istanboel), In den Schluchten des Balkan (in de schuilhoeken van de Balkan), Durch das Land der Skipetaren (door het land der Skipetaren), Der Schut (de bandiet der Albaanse bergen) volgen. Karl May wordt nu een welgesteld mens
.

Karl May

   In de zomer heeft Emma stiekem omgang met officieren. Mays nichtje Lottel vertelt alles aan haar oom. Dit veroorzaakt een huwelijkscrisis. Het samenwonen onder één dak van Emma en Lottel is onmogelijk geworden. In augustus haalt haar moeder, Mays zuster Karoline, Lottel naar huis.
   In september begint de ›Hausschatz‹ met het 2e deel van de Mahdi. Bij Union verschijnt in oktober Kong-Kheou, das Ehrenwort onder de titel Der blau-rote Methusalem (de pimpelpaarse methusalem)
.
Oberlößnitz,
Nizzastraße 1 d
Villa Agnes
1893

Juni: Karl en Emma May reizen naar het Zwarte Woud. Aansluitend bezoeken ze het uitgeversechtpaar Fehsenfeld; samen gaan ze naar Bönigen aan de Brienzer See in Zwitserland. Op 17 september schrijft May aan zijn uitgever Fehsenfeld:

Uw boosheid is gerechtvaardigd, maar ik ben niet zo schuldig als u denkt. De reden, dat ik niets af maak, komt doordat ik de laatste tijd veel nerveuzer ben dan vroeger. Dit komt doordat mijn vrouw hier helemaal geen rekening mee houdt, daarbij zijn er familieaangelegenheden, waar ik niet over schrijven kan. Na de rampzalige reis is mijn vrouw een ander mens geworden … Ik ben door de huiselijke ruzies zo neerslachtig geworden, dat ik regelmatig naar de geladen revolver kijk die aan de wand boven mijn schrijftafel hangt. Een mens heeft op de een of andere manier rust nodig!

Op 26 november schrijft May aan Fehsenfeld, dat hij vanwege zijn oogziekte »twee maal kort in Leipzig« geweest is.
   Uitgekomen boeken bij Fehsenfeld: Winnetou der Rote Gentlemen (3 delen, het aanhangsel: »der Rote Gentlemen« wordt later weggelaten), Orangen und Datteln. Belangrijke publicaties in tijdschriften: Der Oelprinz (de oliekoning), Die Felsenburg (de rotsvesting in Sonora) (later Satan und Ischariot I). Uitgekomen boek bij de Union: Die Sklavenkarawane (de slavenkaravaan)
.

Oberlößnitz,
Nizzastraße 1 d
Villa Agnes
1894 Maart: May heeft griep in combinatie met borstvliesontsteking. Ook heeft hij last van zijn ogen. Begin mei reist hij met Emma voor herstel naar de Harz. Zijn gezondheidstoestand is zo zwak, dat hij hulp van een schrijver nodig heeft. (May in een brief aan Fehsenfeld van 9 mei)
Vermoedelijk in de zomer schrijft May over zichzelf als ›Old Shatterhand‹ de volgende passage voor Old Surehand I:
   Ik werd als een ziek, zwak kind geboren, dat op de leeftijd van zes nog over de vloer kroop; ik kon nog niet staan of lopen … Ik ben drie maal blind geweest … [blz. 411.]
   Ongetwijfeld een klein dichterlijk overdrijven, maar hier kunnen we Mays angst voor een nieuwe blindheid in zien.
   Vanaf september verschijnt in de ›Deutschen Hausschatz‹ Krüger Bei (later wordt dit Satan und Ischariot II) (Winnetou bij de bedoeïenen); rond kerst krijgen de lezers te horen van een bezoek van Winnetou aan de zangvereniging uit Dresden! Heinrich Keiter schrapt het 440 bladzijden tellende hoofdstuk In der Heimath.
   Oktober: Thuis bij de weduwe van de uitgever Münchmeyer verlangt May de uitbetaling van zijn vijf Münchmeyer-romans. Later krijgt hij een set van de ingebonden exemplaren van de uitgaven van zijn losse afleveringen. De originele manuscripten van de Münchmeyer-romans bestaan niet meer, het was heel gewoon in deze branch om ze te vernietigen.
   27 november: Pauline Münchmeyer vraagt naar een nieuwe roman, indien mogelijk moet er een vervolg op Delila (1886) komen. May slaat het aanbod af!
   Uitgekomen boeken bij Fehsenfeld: Am Stillen Ocean (aan de Stille Oceaan), Am Rio de la Plata (aan de Rio de la Plata), In den Cordilleren (de koningin van de Gran Chaco), Old Surehand I.
   Verdere uitgaven: Die Rose von Kairwan (Wehberg, Osnabrück), Der Schatz im Silbersee (de schat in het zilvermeer) (Union).
Oberlößnitz,
Nizzastraße 1 d
Villa Agnes
1895 In dit jaar bezoekt de in Lawrence / USA wonende Ferdinand Pfefferkorn met zijn vrouw zijn vroegere schoolvriend Karl May. De Pfefferkorns zijn het spiritisme zeer toegedaan. Bij May thuis worden seances gehouden, waar met zeer grote waarschijnlijkheid het bevriende echtpaar Plöhn aanwezig is.
   23 december: aankoop van een nieuwe villa! [voor 37300 Mark] Gisteren was de verhuizing en inrichting! Dag en nacht manuscripten schrijven! [May aan Carl Felber]
   30 december: het officiële koopverdrag van de Villa »Shatterhand.« in Radebeul, Kirchstraße 5, (nu Karl-May-Straße) wordt ondertekend.
   Uitgekomen boeken: Old Surehand II (Fehsenfeld), Das Vermächnis des Inka (Het testament van de Inka) (Union)
.

Villa Shatterhand

Oberlößnitz,
Nizzastraße 1 d
Villa Agnes




Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«

Heute
Karl-May-Museum

1896

Maart/april: Karl May ontvangt van de Dresdner geweermaker Max Fuchs de in opdracht gemaakte ›Zilverbuks‹ en de ›Berendoder‹. Hij wil daarmee laten zien dat hij echt op reis is geweest, tegelijk wil hij zijn treurige verleden vergeten. May weet zichzelf prima te verkopen, zo als tegenwoordig een showster.

Old Shatterhand Kara Ben Nemsi

   Pasen: De amateur-fotograaf Alois Schießer, komende van Linz, maakt 101 kostuumfoto’s met Karl May als ›Old Shatterhand‹ en ›Kara Ben Nemsi‹. De ›Old-Shatterhand-legende‹ beleeft haar hoogtepunt; er worden talrijke Karl-Mayclubs opgericht.
   In de zomer, vermoedelijk in juli, bezoekt Heinrich Keiter de succesvolle schrijver. Nadat May verklaard had dat hij voor de ›Deutschen Hausschatz‹ geen afleveringen meer zou schrijven komt hij zich persoonlijk verontschuldigen voor het schrappen van van het Heimath-hoofdstuk in Krüger Bei. Eind september verschijnt in de ›Hausschatz‹ Mays Freuden und Leiden eines Vielgelesenen:
   Doordat overdag veel bezoekers komen om »hun« Old Shatterhand resp. Kara Ben Nemsi te ontmoeten werk ik 's nachts, vaak twee, drie nachten achter elkaar, zonder overdag te kunnen slapen.

May im Pavillon

In de ›Guten Kameraden‹ wordt vanaf september Mays laatste jeugdroman Der schwarze Mustang (de zwarte mustang) afgedrukt.
   Uitgekomen boeken bij Fehsenfeld: Der Mahdi (3 delen), Old Surehand III, Satan und Ischariot I–III.

Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«

Heute
Karl-May-Museum

1897

26 januari: »Herr Keiter, die in het vervolg niet meer in uw manuscripten zal schrappen, begint in de achtste aflevering van de ›Hausschatz‹ met het nieuwe door ons vurig verwachte reisavontuur ›Im Reiche des silbernen Löwen‹ … We hopen dat u ons verblijdt met het vervolg van dit hoogst interessante manuscript.« [Friedrich Pustet junior aan Karl May]
   Vermoedelijk in het voorjaar componeert Karl May bij het sterfgebed van Winnetou Ave Maria een partituur. Van mei tot juli reizen Karl en Emma May door Duitsland en Oostenrijk. De verblijfplaatsen zijn o.a.: Leipzig, Hamburg, Deidesheim (daar bezoeken ze de familie van de bevriende Seyler, eigenaar van een wijngaard), Stuttgart, Bodensee, Innsbruck, Achensee, München, Regensburg, Böhmen. Het verblijf in München is het hoogtepunt van de Publicity-Tour:

Op de eerste dag meer dan 900 bezoekers, de tweede dag meer dan 600 bezoekers, de derde dag 800 bezoekers. Tegen de avond ben ik door de zijdeur gevlucht. Toen stonden scholieren die een handtekening wilden hebben, in zo’n massa voor het hotel, dat de tram er niet door kon. Ze werden met de brandslang uit elkaar gespoten. Echt waar! [Brief aan Fehsenfeld van 27 juli.]

Uitgegeven boeken: Auf fremden Pfaden, »Weihnacht!« (het goud van Winnetou) (Fehsenfeld) Der Oelprinz (de oliekoning) (Union).

Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1898 22 februari: Hare Keizerlijke Hoogheid Aartshertogin Maria Therese ontvangt Karl May.
   6 mei: in Gartow (Niedersachsen) wordt May door twee politieagenten in verzekerde bewaring gesteld; hij mag zijn hotelkamer niet verlaten. Ze verdenken hem van oplichterij, omdat hij voor de kleinste dienstverleningen grote fooien geeft. Tenslotte komt uit Radebeul de boodschap: »de hier woonachtige Karl May, doet graag aan liefdadigheid.«
   Op 30 augustus overlijdt Heinrich Keiter; Dr. Otto Denk wordt zijn opvolger als redacteur van de "Deutschen Hausschatz". Het komt tot een breuk met het weekblad die negen jaar zal duren; er ontstaat een katholieke oppositie tegen May.
   Uitgekomen boeken bij Fehsenfeld: Im Reiche des silbernen Löwen I–II. Verder verschijnt Ernsten Klänge, een boekje met de beide May-partituren Ave Maria en Vergiß mich nicht!
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1899 Gedurende de maanden januari tot maart In de maanden januari tot maart maakt May zijn roman Am Jenseits af; hij bevindt zich op de goede weg naar hoogstaande literatuur. Heeft u de correcties van deel 25 gelezen? Ja? Dan zult u gemerkt hebben, dat Karl May nu met zijn eigenlijke bedoelingen voor de dag komt. Het gaat om een welvoorbereide, groots opgezette beweging op religieus-ethisch-sociaal gebied … De delen die ik tot nu toe geschreven heb, dienden slechts om zoveel mogelijk lezers voor mijn werk te verkrijgen. [May aan Fehsenfeld, 13 maart]
   16 maart: Pauline Münchmeyer verkoopt haar uitgeverij aan Adalbert Fischer, die zich in het bijzonder voor Mays colportage-romans interesseert.
   26 maart: vertrek naar de Oriënt. Belangrijke verblijfplaatsen: Genua (4 april - afscheid van Emma en het echtpaar Plöhn om redenen van gezondheid), Port Said (9 april), Cairo (30 april - daar neemt May even later de arabische bediende Sejd Hassan aan), Beirut (26 juni), Haifa (18 juli), Jeruzalem (30 juli), Jaffa (21 augustus – 2 september), Aden/zuid-arabië (15 september). Velen op het schip [›Gera‹] zijn me dierbaar geworden, hoewel ik tegenwoordig het tegenovergestelde ben van de vroegere Karl. Die is met groot ceremonieel in de Rode zee geworpen. Verzwaard met steenkool van het schip is hij naar de bodem gezonken … [Brief aan de Plöhns van 16 september]
   10 november: Aankomst in Pandang op Sumatra, waar May een zenuwinzinking krijgt, elke vorm van voedsel weigert en zich als een waanzinnige gedraagt. Deze toestand duurt ongeveer een week..
   22 november: May stuurt van Padang een telegram naar Radebeul; hij vraagt Emma met de Plöhns naar Port Said te komen. 11 december: May moet wegens ziekte en verdenking van pest in quarantaine. Op 18 december mag hij Port Said verlaten. Zijn vriend Richard Plöhn, die aan de Brightsche nierziekte lijdt, bevindt zich ondertussen zwaar ziek met Klara en Emma in Arenzano (20 km westelijk van Genua). May verneemt hun verblijfplaats en reist erheen.
   In Duitsland heeft de pers intussen de aanval tegen May geopend: vooral Dr. Fedor Mamroth (Frankfurter Zeitung) en Hermann Cardauns (Kölnische Volkszeitung) hebben kritiek op de reclame die May voor zichzelf maakt en de daarmee verbonden Old-Shatterhand-legende. De woordenwisseling die in eerste instantie enigszins zakelijk is, word in de jaren daarna een kwaadaardige openlijke pennenstrijd: een dodelijke klopjacht begint.
   Uitgekomen boeken: Am Jenseits (Fehsenfeld), Der schwarze Mustang (de zwarte mustang) (Union).
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1900 Tot 14 maart blijven Karl en Emma May met Richard en Klara Plöhn in Arenzano; dan gaat de reis o.a. naar Pisa, Rome, Napels, Port Said, Caïro, Gizeh, Jaffa, Jeruzalem, Hebron, Jericho, Tiberias, Nazareth, Haifa, Libanon, Baalbek, Damascus en Cyprus.

Ehepaare May und Plöhn

   In Istanboel krijgt May een tweede zenuwinzinking. Klara Plöhn is bang, »man müsse ihn einer Irrenanstalt zuführen«! (we zouden hem in een psychiatrische inrichting moeten laten opnemen) Na enkele dagen is zijn toestand weer normaal.
   Het laatste deel van de reis gaat naar: Korinthe, Bologna, Athene, Corfu, Venetië en Bolzano.
   25 maart: de opvolger van Münchmeyer, Adalbert Fischer, let niet op het auteursrecht van May; hij brengt Die Liebe des Ulanen opnieuw uit. De vier andere Münchmeyer-romans volgen al snel, voor een deel bewerkt door de schrijver Paul Staberow.
   17 juni: in Beiroet neemt May weemoedig afscheid van zijn bediende Sejd Hassan.
   31 juli: aankomst in Radebeul, na 15 maanden afwezigheid. Karl May is een ander mens geworden – de Old-Shatterhand-legende is dood. Slechts liefde tot mensen en verzoening der volkeren zijn voortaan zijn grote idealen; ook zijn privé-leven kent een keerpunt: Emma’s zinnelijkheid boeit hem niet meer.
   Alle boeken die ik tot nu toe geschreven heb zijn slechts een inleiding, een voorbereiding. Wat ik eigenlijk wil, weet geen mens behalve ikzelf … Ik begin nu pas met m’n eigenlijke opgave …
[Brief van May aan zijn uitgever Fehsenfeld van 10 september]
   Rond kerst verschijnt Mays gedichtenbundel Himmelsgedanken.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1901 14 februari: Mays vriend Richard Plöhn overlijdt aan zijn nierziekte. Zijn vrouw Klara is geschokt; zij is vanaf nu vaste gast in de Villa »Shatterhand.«
   Voor Joseph Kürschner schrijft May zijn pacifistische roman Et in terra pax. Daarmee omzeilt hij de imperialistische tendens – het ›Hoera-patriottisme› – van het verzamelwerk ›China‹, waar zijn tekst in verschijnt.
   Eind september reist May met Emma en Klara naar de Vierwaldstätter See in Zwitserland. In de herfst stelt hij als antwoord op de openlijke aanvallen van de pers de anonieme Brochure ›Karl May als Erzieher‹ (Karl May als opvoeder) und ›Die Wahrheit über Karl May‹ (de waarheid over Karl May) op.
   10 december: Adalbert Fischer wordt door May aangeklaagd wegens het zonder toestemming afdrukken van zijn Münchmeyer-romans.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1902

In het begin van het jaar houdt de Keulse redacteur Hermann Cardauns meerdere anti-May-voordrachten, waarin hij Mays Münchmeyer-romans als »grenzeloos onzedelijk« bestempeld.
   10 maart: Karl May klaagt, tegen de wil van zijn vrouw Emma, haar hartsvriendin Pauline Münchmeyer aan. Op 16 maart stelt Mays advocaat Rudolf Bernstein voor, de beklaagde Pauline Münchmeyer als volgt te veroordelen:

  • Tot het afleggen van verantwoording over het aantal exemplaren van Mays werk die tot 16 maart 1899 door de Fa. Münchmeyer gedrukt en verspreid zijn
  • Tot het afleggen van verantwoording over de behaalde nettowinst en
  • Tot betaling van een gratificatie, indien meer als 20.000 exemplaren gedrukt zouden zijn.

In de zomer reizen Karl May, Emma en Klara via Berlijn, Hamburg, Leipzig en München naar Bozen (Bolzano) en tenslotte naar Mendel. In hotel Penegal eindigt op 21 augustus het huwelijk van Karl May met Emma’s woorden: »Nimm Du den Kerl, ich mag ihn nicht mehr!« (Neem jij die man maar, ik hoef hem niet meer!) De eigenlijke redenen die tenslotte tot de scheiding leidden, zijn tot nu toe nog niet tot volle tevredenheid onderzocht. We mogen aannemen dat de relatie met Emma, doordat ze in de overgang was, zich zeer moeilijk ontwikkelde; ook zijn tekenen van toenemende geestelijke gestoordheid zichtbaar (ze stierf op 13 december 1917 in een zenuwinrichting). Ze had de neiging tot woedeaanvallen, die zich tegen Karl May richtten en het voortbestaan van het huwelijk onmogelijk maakten. Ongetwijfeld heeft Klara Plöhn maar al te graag van de gelegenheid gebruikt gemaakt. Uiteindelijk vonden zich in Karl en Klara twee mensen, die beter bij elkaar pasten.
   29 augustus: Emma May stemt toe in de scheiding en ondertekent de akte.
   10 september: May dient de eis tot echtscheiding in.
   Boek uitgegeven bij Fehsenfeld: Im Reiche des silbernen Löwen III.

Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1903 14 januari: Mays huwelijk wordt ontbonden.
   4 maart: de echtscheiding wordt rechtsgeldig.
   30 maart: burgerlijk huwelijk van Karl May en Klara Plöhn. De volgende dag word het kerkelijk huwelijk gesloten in de Lutherkirche in Radebeul.
   25 mei: bij Adalbert Fischer verschijnen Mays Erzgebirgische Dorfgeschichten.
   3 november: Emma krijgt van May een jaargeld van 3000 mark; daarvoor moet ze minstens 100 km van Dresden gaan wonen - ze verhuist naar Weimar.
   Begin november lukt het de advocaat van Münchmeyer Dr. Gerlach, het strafblad van May er bij te betrekken. De gevolgen zijn op 8 november merkbaar: May is ernstig ziek door hoge koorts in combinatie met een zwak hart.
Boek uitgegeven bij Fehsenfeld: Im Reiche des silbernen Löwen IV.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1904 8 maart: Karl en Klara May bezoeken in Meißen de schilder Sascha Schneider. Hij moet alle boeken die bij Fehsenfeld uitgegeven zijn van andere omslagen voorzien. De platen moeten vooral de artistieke, pacifistische waarde van zijn werk laten zien – een duidelijke afwending van de zgn. ›Jugendschriftsteller‹ (schrijver voor de jeugd).

Karl und Klara May

   Midden september verschijnt Et in terra pax als Fehsenfeld-uitgave; de titel wordt uitgebreid met Und Friede auf Erden!
26 september: Pauline Münchmeyer wordt veroordeeld tot het betalen van de openstaande bedragen en het nakomen van haar verantwoordelijkheden, zodra Karl May de eed voor de rechtbank afgelegd heeft.
   Kerstmis: Uit wraak omdat de gewetenloze persbandiet Rudolf Lebius geen lening van May kreeg, liet hij in de etalages van de boekhandels in Dresden grote plakkaten ophangen. Hierop stond met grote rode letters de aankondiging »de vroegere veroordelingen van Karl May« te lezen.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1905 In het voorjaar verschijnt als privédruk Mays processtuk Ein Schundverlag. (Een minderwaardige uitgever). Daarin vertelt hij over zijn tijd bij Heinrich Münchmeyer. In 1909 volgt nog de privédruk Ein Schundverlag und seine Helfershelfer (Een minderwaardige uitgever en zijn handlangers).
   Op 3 oktober komt bij de arrondissementsrechtbank van Dresden de aanklacht wegens smaad van May tegen Lebius voor. Doordat Mays advocaat Klotz een vormfout maakt, wordt het strafblad van Karl May voorgelezen.
   In dezelfde maand bezoekt May in Dresden een voordracht van de draagster van de Nobelprijs voor de vrede Bertha von Suttner; tussen hun beiden ontwikkelt zich een vriendschap
.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1906 5 februari: in tweede instantie wint Karl May het Münchmeyer-proces.
   30 juni: Rudolf Lebius insinueert dat May een erfelijke misdadige inslag heeft.
   1 september: Mays drama Babel und Bibel. Arabische Fantasia in zwei Akten verschijnt bij Fehsenfeld in een oplage van 1200 exemplaren.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1907

9 januari: in derde instantie wint May voor de Rijksrechtbank in Leipzig het Münchmeyer-proces. De hoogte van de schadevergoeding moet nog vastgesteld worden. Mays advocaat Rudolf Netcke berekent dat de ongeoorloofde winst van alleen het Waldröschen al op 250.000 mark komt! Op 11 februari legt May de volgende eed af.

Ik zweer bij God de Almachtige en Alwetende
1.Ik heb met de overleden Heinrich Gotthold Münchmeyer in 1882, nadat ik hem de dag ervoor in een café had ontmoet en beloofd had een roman voor hem te schrijven, nl. WALDRÖSCHEN, het volgende afgesproken:
De roman zou onder een pseudoniem verschijnen en er zouden niet meer als 20.000 exemplaren gedrukt en verspreid worden.Ik zou 35 mark voor elk nummer ontvangen en tevens, zodra de toegestane hoeveelheid exemplaren verkocht is, nog een bonus.
Voor het overige zou ik vrije beschikking over de roman krijgen, zodat ik op elk moment deze kon laten opnemen in mijn verzamelde werk.
2. Deze afspraken hebben later ook gegolden voor de romans DEUTSCHE HERZEN UND HELDEN, DER VERLORENE SOHN en DER WEG ZUM GLÜCK, met dien verstande dat de vergoeding voor elke aflevering van de betreffende roman niet 35 mark, maar 50 mark zou bedragen.
3. Voor wat betreft de roman DIE LIEBE DES ULANEN heb ik in 1883 met Münchmeyer afgesproken, dat ik hem toe zou staan deze slechts voor een eenmalige druk in de jaargang 1884 van de »Deutschen Wanderer« te gebruiken.
4. Evenzo heb ik Münchmeyer in 1875 en 1884 de zes vertellingen AUS DER MAPPE EINES VIELGEREISTEN (INN-NU-WOH und OLD FIREHAND), EIN STÜCKLEIN VOM ALTEN DESSAUER, DIE FASTNACHTSNARREN, UNTER WERBERN, DER GITANO en DIE POLIN [WANDA] slechts voor een eenmalige druk in één van de jaargangen van zijn tijdschriften gegeven.
5.Ik heb echter met betrekking tot mijn onder 1 t/m 4 genoemde werken niet met Münchmeyer afgesproken, dat hij van deze werken tegen een eenmalige contante betaling het onbeperkte kopijrecht zou krijgen.
Zo waarlijk helpe mij God.

7 april: de opvolger van Münchmeyer Adalbert Fischer sterft. Op 15 april 1907 klaagt de advocaat van Münchmeyer Dr. Gerlach May en zijn medestrijders aan wegens meineed. De beschuldiging blijkt ongegrond te zijn.
   8 oktober: De erfgenamen van de uitgever Fischer verklaren in een kort geding, »dat de bij de uitgeverij H. G. Münchmeyer verschenenen romans van de schrijver Karl May in de loop der tijd door toevoegingen en veranderingen van derden dermate veranderd zijn, dat ze in de huidige vorm niet meer als werk van Herrn Karl May kunnen gelden.« De beroemd-beruchte vijf Münchmeyer-romans worden van de naam van Karl May ontdaan en mogen voortaan alleen anoniem gedrukt worden.

De opvolger van Münchmeyer … heeft dusdanige veranderingen laten doorvoeren, dat tussen de oude en de nieuwe uitgave een verschil van honderden pagina’s bestaat. Dat is toch werkelijk verschrikkelijk!! Als iemand het zou wagen een schilderij van een schilder uit te snijden en over te schilderen of een beeld van een beeldhouwer met de beitel te bewerken en uit te hakken en ze als de originele werkstukken van de maker te verkopen, dan zou de gezamenlijke pers achter de benadeelde staan en de vervalser dusdanig brandmerken, dat hij zich nergens meer kon laten zien. [Karl May: Ein Schundverlag, blz. 852]

13 september: May ontmoet de redacteur van de ›Deutschen Hausschatz‹, Otto Denk. Na een pauze van negen jaar is May bereid, weer voor de ›Deutschen Hausschatz‹ te schrijven. Tegelijk begint hij met Der Mir von Dschinnistan. Met dit werk lukt het hem zich een plaats te verschaffen in de literatuur. Bij de lezers van de ›Hausschatz‹, die spannende reisverhalen in zijn beproefde stijl verwachten, vindt deze roman weinig weerklank.
   Aan het eind van dit jaar schrijft May Frau Pollmer, eine psychologische Studie, waarin hij zich vergeefs van zijn eerste vrouw los probeert te schrijven. Deze tekst wordt niet gedrukt. Vanaf oktober verschijnt in het Regensburger tijdschrift ›Efeuranken‹ het reisverhaal Schamah.

Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1908 8 maart: in een testament beschikt May dat er een liefdadigheids stichting opgericht moet worden.
   23 maart tot 23 april: In het ›Grazer Volksblatt‹ verschijnt Abdahn Effendi.
De antropoloog en seksuoloog F. S. Krauss bezoekt May en noemt hem »een zegen voor de mensheid«.
   In dit jaar ondernemen Karl en Klara May de eerste en enige reis naar Amerika. De verblijfplaatsen: Bremen (5 september), New York (16 september), Albany (22/23 september), Buffalo (eind september), Niagara-Falls (begin oktober), Lawrence/Massachusetts bij schoolvriend Pfefferkorn (oktober), Boston en New York (november).


May in Amerika

Op 4 december zijn de Mays weer in Radebeul.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1909  31 juli: Mays Merhameh verschijnt im ›Eichsfelder Marienkalender 1910‹
September: Dr. Adolf Droop publiceert de studie: ›Karl May. Eine Analyse seiner Reise-Erzählungen‹. (Karl May. Een analyse van zijn reisverhalen)
   22 november: Rudolf Lebius schrijft aan zangeres en vriendin van Emma, Selma vom Scheidt, dat hij Karl May »für einen geborenen Verbrecher hält« (»een geboren misdadiger vindt«).
   1 7 december: vanwege deze brief dient Karl May tegen Lebius een aanklacht wegens smaad in bij de lekenrechtbank in Berlin-Charlottenburg.
   8 december: May houdt in Augsburg de voordracht Sitara, das Land der Menscheitsseele. (Sitara, het land van de mensheidsziel)
Boeken uitgegeven bij Fehsenfeld: Ardistan und Dschinnistan I und II.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1910 10 januari: Karl May dagvaardt Rudolf Lebius vanwege ernstige kwaadsprekerij in zijn artikel »Hinter den Kulissen« in het weekblad ›Der Bund‹ van 19 december 1909. Lebius had beweerd dat May jarenlang als roverhoofdman door de bossen gezworven had. Dagelijks zou hij hebben ingebroken, marktvrouwen hebben overvallen, zijn negen jaar oude nichtje seksueel hebben misbruikt en de grootvader van zijn eerste vrouw Emma hebben gewurgd.
   Tot een openbare rechtszitting zou het niet meer komen. May was door de vele lastercampagnes ernstig ziek geworden. Later zouden deze ziektes tot de dood van de schrijver voeren. Volgens experts op rechtsgebied zou Lebius in de openbare rechtszitting tot een gevangenisstraf veroordeeld zijn.
   Op 12 april word Lebius in het beledigingsproces (eis van 17 december 1909 vanwege de brief aan Selma vom Scheidt) aanvankelijk vrijgesproken; May gaat in hoger beroep.
   12 mei: Ik heb nooit ontkend dat ik 50 jaar geleden met justitie in aanraking ben geweest. Wat ik gedaan heb, zou tegenwoordig door een arts worden behandeld, niet door de rechter. Mijn tegenstanders rakelen het op en voegen er geraffineerd leugens aan toe. Er zijn vijf dagvaardingen in gang gezet, die de waarheid zullen onthullen. [May in een brief aan Peter Rosegger.]
   In augustus is Dr. E. A. Schmid enkele dagen te gast in de Villa »Shatterhand.« Na de dood van May zal hij als directeur van het Karl-May-Verlag door onvermoeibare inzet Mays aanzien in hoge mate weer herstellen.
   Boeken uitgegeven bij Fehsenfeld: Winnetou IV (het testament van Winnetou), Mein Leben und Streben. Bijna gelijktijdig met Mays autobiografie publiceert Rudolf Lebius ›Die Zeugen Karl und Klara May‹, – een pamflet van het verwerpelijkste soort! Al snel worden mede door tegenstrijdige verklaringen zowel Mays autobiografie als het Lebius-pamflet verboden
.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1911 8 mei: Omdat ik weer zwaar ziek ben geworden, schrijf ik u maar zeer kort. Ik heb mijn krachten overschat, longontsteking en psychische opwinding bij de getuigenverklaringen hebben mij helemaal kapot gemaakt … Ik moet geneeskrachtige baden nemen; ik vertrek donderdag al. [Karl May aan de advocaat Haubold]
   11 mei: Vertrek naar Joachimsthal. De arts Dr. Gottlieb schrijft geneeskrachtige baden voor.
   Om te herstellen brengen Karl en Klara May van half juni tot einde juli een vakantie door in Südtirol. Op de Mendel verslechtert opnieuw zijn gezondheidstoestand.
   18 december: In hoger beroep (eis van 17 december 1909) wordt Rudolf Lebius wegens belediging tot een boete van 100 Mark veroordeeld
.
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«
1912 25 februari: May viert zijn zeventigste verjaardag.
   Begin maart is Karl May voor de laatste keer in Hohenstein-Ernstthal. Daar bezoekt hij zijn zuster Wilhelmine Schöne; haar kleindochter Ilse krijgt van hem een zak met snoep omdat ze voor het eerst naar school gaat.
   22 maart: Karl May houdt in Wenen op uitnodiging van het ›Akademischen Verbandes für Literatur und Musik‹ voor meer dan 2000 toehoorders zijn grote vredestoespraak Empor ins Reich der Edelmenschen. Onder de aanwezigen bevindt zich Bertha von Suttner.
   30 maart: Karl May sterft rond 20.00 uur in zijn Villa »Shatterhand.« Zijn ademhaling is gestopt, vermoedelijk door longkanker. Een groot hart heeft opgehouden te kloppen. Mays begrafenis volgt op 3 april op het kerkhof van Radebeul.


Nachruf Mays Grabmal
                                                               
Radebeul,
Kirchstraße 5
Villa »Shatterhand.«

 
  


 

Karl May – Leben und Werk

Reisen zu Karl May